Augustin Hanicotte werd op 22 juli 1870 geboren in Béthune, een Noord-Frans stadje net over de grens bij het Belgische Ieper, als dertiende kind in een familie van maar liefst 17 personen. Toen hij dertien jaar oud was, werd hij wees en daarna opgevoed door een oom, die hem aanmoedigde zijn artistieke talenten te ontwikkelen.
In 1891 vertrok hij naar Parijs waar hij aan de Ecole des Beaux Arts zijn opleiding kreeg. In 1892 werd hij lid van het comité ’La Vache Enragée‘, waarvan veel jonge kunstenaars uit Montmartre deel uitmaakten. Hij ontmoette daar o.a. Henri de Toulouse Lautrec, Théophile Steinlen en André Villet. In datzelfde jaar werd hij leerling van Fernand Cormon. Ook sloot hij zich aan bij een groep kunstenaars rond Paul Gauguin, de ‘Nabis’. Zij schilderden naar de natuur in ongemengde kleuren en grote vlakken in plaats van kleine impressionistische toetsen. De vlakken werden gescheiden door lijnen (‘cloisonné’). Dat alles was geïnspireerd door de Japanse prenten die op de wereldtentoonstelling in Parijs werden getoond. Deze schilderstijl werd ook wel ‘het Japonisme’ genoemd.
In 1895 en 1896 ging Hanicotte samen met Henri Matisse in Bretagne schilderen. Zoals veel van zijn tijdgenoten bezocht hij daar enkele kunstenaarsdorpen en kwam hij zo via via in 1899 in Volendam terecht, waar het dan al een komen en gaan was van kunstenaars van over de hele wereld. Hanicotte nam zijn intrek in Hotel Spaander, het toen al beroemde kunstenaarshotel van Leendert en Aaltje Spaander, hun mooie zeven dochters en hun twee zoons. Hij voelde zich al snel thuis tussen deze familie en de binnen- en buitenlandse kunstenaars die in het hotel verbleven. Hij bleef in Volendam wonen en sloot de Volendammers in zijn hart. De liefde tussen Volendam en Hanicotte was wederzijds. Hij was een gewaardeerde ‘jas’, zoals buitenstaanders genoemd werden. Niet in de laatste plaats omdat hij het Sinterklaasfeest, dat amper gevierd werd in Volendam, groots aanpakte. Hij liet uit zijn geboortedorp Béthune een Sinterklaaspak sturen en speelde ieder jaar Sint Nicolaas, al vanaf het eerste jaar dat hij in Volendam kwam. Alle Volendammer kinderen kregen dan een presentje Hanicotte was zo ingeburgerd dat hij door de Volendammers als Volendammer werd beschouwd. “Daar gaat Annie Kot”, zeiden ze als hij voorbijging.
Hanicotte betrok één van de twee ateliers die Spaander op het Kleiperk achter het hotel had laten bouwen. Na een paar jaar werken in de modieuze, goed verkopende, sombere schilderstijl, zie ‘L’Enterrement du Pêcheur’ (De Begrafenis van de Visser) en ‘Leur Mer’ (Hun Zee), drong meer van het plezier van het tekenen van de Volendamse taferelen door in zijn schilderijen. Hij schilderde die in een tekenachtige stijl. Tijdens zijn periode bij de Nabis was hij al geïnspireerd door Japanse prenten en nu schilderde hij figuren met stevige zwarte omtreklijnen en zachte kleuren. Het opvallendste doek in deze stijl is ‘L’Hiver’ (De Winter) uit 1913. Het is een groot en grappig doek vol krioelende schaatsers tegen een decor van Volendammer huisjes, met valpartijen, kleumende kinderen, biggen en eenden op het ijs en priksleetjerijders. Het is licht van sfeer, een cartoon haast, met verwijzingen naar oude Nederlandse ijspretschilderijen. Ook andere schilderijen, bijvoorbeeld van spelende kinderen op het gras, waarbij de zon delen van de mutsjes van meisjes hel oplicht, zijn on-Nederlands van lichtheid en zonnigheid. Het is of Volendam aan de Middellandse Zee ligt.
Augustin Hanicotte, L’Enterrement du Pêcheur, 1911, olie op doek, 230 x 315 cm, collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen.
Augustin Hanicotte, L’Hiver Vie en Bleus, 1913.
Augustin Hanicotte, Drie Meisjes in Bloemenveld, olie op paneel, 38 x 50 cm.
Wat Hanicotte zo aantrok is het beste te zien op de honderden, zo niet duizenden potloodschetsen, vaak ingekleurd met waterverf, die hij er maakte. Hij liep vrijwel dagelijks met zijn schetsboekje, verfdoosje en fototoestel het dorp door en schetste en fotografeerde alles wat hij de moeite waard vond. Het zijn snel gemaakte, rake schetsen die met een dik timmermanspotlood lijken getekend. Ze zijn vol beweging: geen poppen in ‘apenpakkies’ die hij tekent, maar levende mensen. Spelende kinderen, schaatsers, dansende vrouwen, boten in de haven, steeds treft hij ze in een paar lijnen in zijn kleine schetsboeken. Soms maakt hij van landschappen wat grotere schetsen die hij ook met waterverf inkleurt. Die kleuren zijn een revelatie: wij zijn geneigd het IJsselmeer en zijn omgeving als grijs of grauw te zien. Maar in de ogen van Hanicotte is het landschap rondom Volendam en Edam een feest van frisse, haast stralende kleuren.
Hanicotte had veel succes met zijn schilderijen. Hij exposeerde in Luik, Nantes en Parijs. Zijn schilderij Leur Mer exposeerde hij in 1904 in de Salon en het werd in 1905 gekocht door het Musée du Luxembourg. In 1910 exposeerde hij het grote doek ‘La Kermesse’ (De Kermis) in de Salon te Parijs. Dat werd in 1911 gekocht door de Franse staat. Nog een groot doek ‘L’Enterrement du Pêcheur’ werd in 1911 geëxposeerd in de Société nationale de Beaux Arts. In datzelfde jaar exposeerde hij in Galerie Devambez samen met Lebourg,
Rouault, Signac en Lebasque, en in 1912 in Société Royale Belge des Aquarellistes. In 1921 en 1925 had hij veel succes met zijn aquarellen in Tokyo. Over het algemeen scoorde hij met zijn werk lovende kritieken.
Augustin Hanicotte, Leur Mer, 1904.
Ook in de liefde ging het hem voor de wind, want Hanicotte werd verliefd op een van de dochters van Spaander, Trijntje Margaretha ‘Trinette’. Ze trouwden op 4 augustus 1914 op het stadhuis van het IXe arrondisement, Rue Drouot te Parijs. Samen bezochten ze enkele bevriende kunstenaars van Hanicotte in Bretagne, onder wie Maurice Denis.
In 1913 werd Augustin ziek. Hij had pijn in zijn rechterschouder, het gevolg van een oude gewrichtsontsteking die slecht behandeld was. Daarbovenop liepen Hanicotte’s schilderijen waterschade op door de Watersnood van 13 en 14 januari 1916 waarbij zijn Volendamse atelier op het Kleiperk onder water kwam te staan. Mede daardoor en ingegeven door een zwakke gezondheid besloot Hanicotte in 1916 met zijn Trinette naar het Zuid-Franse kunstenaarsdorp Collioure te verhuizen. Hij voelde zich er enorm goed.
Het echtpaar Hanicotte-Spaander.
Hun dochter Sylvia werd in 1925 geboren en hij richtte er een schilderschool voor kinderen op. Vanaf 1925 maakte hij minder grote werken en richtte hij zich meer op het maken van aquarellen en pastels van Collioure en omgeving. De schilder verdeelde zijn tijd tussen Volendam, Collioure en Parijs en pakte ook de Volendamse thema’s weer op.
Afbeeldingen met schaatsers en Volendammer meisjes op het grasveld duiken weer op. Maar waren zijn doeken in zijn Volendammer periode kleurrijk, vol beweging en expressieve types, in Collioure streefde hij naar meer harmonieuze, gestileerde en enigszins verstilde composities. Hij kreeg ook opdrachten voor het ontwerpen van muurschilderingen en kartons voor tapijten.
Links: Enfants à la Marguerite, 1923, 38 x 46 cm. olie op doek.
Rechts: Le Patineur, 1923, 25 x 32,8 cm, acquarel, geëxposeerd in Tokyo 1925.
Maar Hanicotte ontsnapte niet aan de schaduw van de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de oorlog werkte hij mee aan de maatregelen die door de collaborerende regering van Vichy werden verordonneerd. Zijn bekendheid als schilder bracht hem ook in contact met fregattenkapitein Walter Denys, van origine Frans en een liefhebber van de Franse cultuur. Hanicotte nam niet deel aan het verzet, maar zoals vele kunstenaars voldeed hij wel aan het verzoek van de Beaux Arts, een soort cultuurkamer, om maarschalk Pétain zijn werk aan te bieden. Zijn correspondentie toont echter ondubbelzinnig aan: Hanicotte was geen voorstander van de vijand. Er was dan ook geen reden om hem van collaboratie met de Duitsers te verdenken. Toch werd hij op basis van belastende verklaringen tijdens de zuivering vernederend opgesloten in de citadel van Perpignan. Erger nog, ondanks dat het niet tot een sluitende zaak kwam, moest hij zelfs de schande ondergaan van een verbanning uit Collioure. Gebroken verhuisde hij naar Narbonne waar hij verbleef tot zijn overlijden in 1957.
Augustin Hanicotte en Trinette Hanicotte-Spaander op hoge leeftijd.
Bronnen:
Van André Groeneveld, conservator van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen, staat in Het Peperhuisjaarboek 2014 van het Zuiderzeemuseum een zeer interessant artikel over het gebruik van de fotografie door Augustin Hanicotte bij het vervaardigen van zijn werken. Het leek ons een goed idee in deze kermismaand een verkorte versie hiervan op te nemen in onze rondzendbrief, een versie geheel toegespitst op de vervaardiging van Hanicotte’s werk ‘La Kermesse’ (De Kermis). De volledige versie van dit artikel vindt u op het internetadres http://cultuurtijdschriften.nl/download?type=document&docid=606574 .
“
André Groeneveld: “In het najaar van 2013 ben ik als conservator gestart met de waardering van de deelcollectie artistieke fotografie van het Zuiderzeemuseum. Deze deelcollectie omvat zo’n 1500 historische en hedendaagse foto’s van 33 fotografen. Ook van de fotograferende kunstenaar Augustin Hanicotte zijn erin opgenomen”.
Uit het bekijken en onderzoeken van Hanicotte’s foto’s blijkt dat hij zijn foto’s als studiemateriaal voor zijn schilderijen gebruikte. Voor zijn monumentale doek ‘La Kermesse’ (De Kermis), van maar liefst 171 x 345 cm, maakte hij op basis van zijn foto’s tientallen schetsen op klein en groot formaat. Zo verwerkte Hanicotte zijn foto’s als een ware collage in zijn grote kermisschilderij.
Kermisschetsen van Hanicotte
De Kermis duurt in die tijd 10 dagen en speelt zich af rond Hotel Spaander. Op de Dijk staan kraampjes, aan de achterkant op het Kleiperk de draaimolen en Turkse schommel (foto 1) en binnen in de gelagkamer van Hotel Spaander is het stampvol feestgangers. De kermis begint op woensdag met een ritje in de draaimolen en het bezoeken van een muziek- of toneeluitvoering. Op zaterdag barst het volksfeest pas echt los als de vissers thuiskomen en na een borrel in het café de kermis opgaan.
Foto 1: Augustin Hanicotte, Kermis op het Kleiperk (uitzicht atelier Hanicotte), 1907, foto 6 x 9 cm, collectie Zuiderzeemuseum.
Tussen 1904 en 1907 fotografeert Hanicotte op een snapshot’-achtige manier de overvolle Dijk (foto 2), feestvierende en luidkeels zingende jonge vissers en kinderen die rond een draaiorgel staan. Meer picturaal is een foto van moeders en kinderen die naar een ‘Jan Klaassen en Katrijn’ voorstelling kijken, gefotografeerd vanuit het raam op de eerste etage van Hotel Spaander (foto 3). Voor de locatie van ‘La Kermesse’ kiest Hanicotte de centrale spil van het dorp, de Dijk, links om de hoek van Hotel Spaander. We staan ter hoogte van het postkantoor en zien links de klokkenpaal en de botters in de haven tussen de zeilen door (foto 4), rechts een houten bruggetje leidend naar café Mastenbroek (foto 5). Op de Dijk zelf is het een groot volksfeest, voor Volendammers het zoete leven waar ze ieder jaar reikhalzend naar uitkijken en ook geld voor opzij leggen (foto 6).Qua personages gebruikt Hanicotte ook enkele van zijn gefotografeerde ‘modellen’. Zo zien we links op de voorgrond een speelgoedpaard op wieltjes dat wordt voortgetrokken door een meisje. Hanicotte fotografeerde haar in spiegelbeeld op de Dijk (foto 7). Hanicotte werkt maar liefst vier jaar aan het schilderij. Op een atelierfoto uit circa 1907 zien we het werk in schetsmatige uitvoering (foto 8).
Foto 2: Augustin Hanicotte, Kermis kraampjes op de Dijk, 1906, foto 6 x 9 cm, collectie Zuiderzeemuseum.
Klaassen en Katrijn’ voorstelling kijken, gefotografeerd vanuit het raam op de eerste etage van Hotel Spaander (foto 3). Voor de locatie van ‘La Kermesse’ kiest Hanicotte de centrale spil van het dorp, de Dijk, links om de hoek van Hotel Spaander. We staan ter hoogte van het postkantoor en zien links de klokkenpaal en de botters in de haven tussen de zeilen door (foto 4), rechts een houten bruggetje leidend naar café Mastenbroek (foto 5). Op de Dijk zelf is het een groot volksfeest, voor Volendammers het zoete leven waar ze ieder jaar reikhalzend naar uitkijken en ook geld voor opzij leggen (foto 6).Qua personages gebruikt Hanicotte ook enkele van zijn gefotografeerde ‘modellen’. Zo zien we links op de voorgrond een speelgoedpaard op wieltjes dat wordt voortgetrokken door een meisje. Hanicotte fotografeerde haar in spiegelbeeld op de Dijk (foto 7). Hanicotte werkt maar liefst vier jaar aan het schilderij. Op een atelierfoto uit circa 1907 zien we het werk in schetsmatige uitvoering (foto 8).
Foto Links: Augustin Hanicotte, Poppenkast voor Hotel Spaander, foto 6 x 9 cm collectie Zuiderzeemuseum
Foto Rechts: Foto 4: Augustin Hanicotte, Haven met turfschip ‘Roelofje’ en zeilen, sept.1905 foto 6 x 9 cm, collectie Zuiderzeemuseum
Hanicotte voltooit ‘La Kermesse’ in 1910 en exposeert het voor het eerst in 1911 op een Internationale Kunsttentoonstelling in Rome. Een redacteur van het Algemeen Handelsblad beschrijft het werk in de krant van 28 juni 1911 als volgt: “… de Kermesse van Augustin Hanicotte, die als zijn woonplaats Volendam opgeeft en dus blijkbaar de pretentie heeft te willen doen voorkomen of het daar midden over dag zoon ‘pan’ is, en met de overdreven bontkleurigheid van dit groote doek zeker het oordeel van zijn landgenoot Hourticq, dat Nederland kleurloos is, heeft willen weerleggen.”
Foto 5: Augustin Hanicotte, Kermis op de Dijk, 1906, foto 6 x 9 cm, collectie Zuiderzeemuseum.
Foto 6: Augustin Hanicotte, Feestvierders op de Dijk, foto 6 x 9 cm, collectie Zuiderzeemuseum.
Foto 7: Augustin Hanicotte, Volendams meisje met speelgoedpaardje, 1905, foto 6 x 9 cm, collectie Zuiderzeemuseum.
Deze recensent moet een van de weinige negatieve criticasters zijn geweest, want de critici zijn verder vol lof over dit schilderij. Eén van hen is de correspondent van het Nieuws van den Dag die in zijn artikel Brieven uit Parijs zijn bezoek op 15 juni 1910 aan de Salons Societé Nationale en Artistes Français in het Grand Palais beschrijft. Hij is lyrisch over het schilderij van Hanicotte getuige onderstaand citaat: “… Als altijd vond ik op beide Salons heel wat Hollandsche motieven. De vreemde schilders, zoowel Belgen en Engelschen als Franschen, toonen dat zij de schoonheid van ons land en onze zee en het typische, karakteristieke van ons volk zien en gevoelen; en menigeen weet het één en het ander uit te beelden niet alleen naar den vorm, maar ook met de ziel. Weinigen echter hebben daarin zulk een onbetwistbaar meesterschap verworven als de Franschman Augustin Hanicotte, die al jarenlang in Volendam woont en reeds dikwijls mij getroffen
heeft door de juistheid, waarmee hij het leven uit zijn omgeving, daar weet af te beelden, door de diepte waartoe hij doordringt in het volk der visschers en strandbewoners, te midden wier hij leeft. Dit jaar echter trok zijn groote schilderij ‘La Kermesse’ (te Volendam natuurlijk) bijzonder de aandacht, zóó zeer, dat de Staat het aankocht om het in het Luxemburg-Museum te plaatsen, een onderscheiding die aan weinigen te beurt valt en nu zeker ten volle verdiend is. De woelige levendigheid der jonge en oude kermisgasten is er zóó waar in uitgedrukt, het is zóó innig doortrokken met die robuste vroolijkheid, waartoe die anders stille, ernstige menschen vervallen wanneer zij pret maken, het groote tafereel, met zijn achtergrond van bootzeilen ter eene en kermistententen ter andere zijde is zóó woest kleurig, dat wij licht een oogenblik terugdeinzen voor hetgeen ons overstelpend schijnt; maar de zon schijnt fel over die joelende krioelende massa en wij voelen hoe krachtig de kunstenaar moet zijn aangegrepen door de hevigheid van het leven dat hij voor zich zag, in zich opnam en meesterlijk realistisch op het doek bracht. Ik waag te voorspellen dat dit schilderij een der merkwaardigste stukken van het groote Parijsche museum voor levende kunstenaars zal zijn; maar men moet het met geduld en meer dan eenmaal bezien.” (foto 9)
Foto 8: Augustin Hanicotte, La Kermesse in het atelier, foto 6 x 9 cm, collectie Zuiderzeemuseum.
Inderdaad is het schilderij ‘La Kermesse’ voor een bedrag van 4.000,- franc aangekocht voor de collectie van het Musée du Luxembourg in Parijs, waar het tot 1926 zal worden ondergebracht. Daarna verblijft het in Musée des Beaux-Arts te Valenciennes, maar het is officieel toegewezen aan het Musée d’Orsay te Parijs.
Mijn conclusie na het bekijken van de foto’s van Hanicotte is, dat de foto’s in meerdere opzichten bijzonder zijn. De foto’s zijn in sommige opzichten te vergelijken met de foto’s van George Hendrik Breitner (1857-1923), die zijn Amsterdamse ‘snapshot’-achtige straatfoto’s ook gebruikte als basismateriaal voor zijn schilderijen. Het verschil met de foto’s van Hanicotte is dat deze onderdelen van diverse foto’s gebruikte om er vervolgens één schilderij van te maken. Daarnaast geven de foto’s een uniek beeld van het dagelijks leven in Volendam tussen 1901 en 1910. Uniek zijn zijn foto’s omdat deze nu eens niet het harde bestaan in het vissersdorp weergegeven, maar de vrolijke en zoete kant van het bestaan in Volendam.
Foto 9: Augustin Hanicotte, La Kermesse,1910, olieverf op doek 171 x 345 cm, collectie Musée des Beaux-Arts, Valenciennes.
Augustin Hanicotte, La Kermesse,1910, olieverf op doek 171 x 345 cm, collectie Musée des Beaux-Arts, Valenciennes.
Hanicotte’s composities en onderwerpkeuze, doorkijkjes en een onbevangen blik getuigen van een geoefend kunstenaarsoog. Daardoor is ook de artistieke waarde van de foto’s te classificeren als ‘hoog’. Wanneer we de foto’s van Hanicotte vergelijken met de andere artistieke foto’s in de collectie van het Zuiderzeemuseum vallen nog meer verschillen op. De foto’s van Hanicotte zijn niet in scène gezet. Dit in tegenstelling tot foto’s van de FransAlgerijnse fotograaf Emile Fréchon (1848-1921) en de Nederlandse fotograaf Johannes Gerardus van Agtmaal.
Meer kermisschetsen van Hanicotte.
Hanicotte’s foto’s hebben een ongekende potentie om te gebruiken in toekomstige tentoonstellingen en publicaties, omdat Hanicotte zoveel bijzondere onderwerpen heeft vastgelegd. Zijn foto’s staan aan de basis van sleutelwerken die zich bevinden in diverse museumcollecties zoals ‘La Kermesse’ in het Musée des Beaux-Arts te Valenciennes en ‘L’Enterrement du Pêcheur’ (De Begrafenis van de Visser) in het Zuiderzeemuseum.
In de editie van 11 augustus 2005 van Het Peperhuis, de nieuwsbrief van het Zuiderzeemuseum, vonden wij een indrukwekkend artikel van Robert Zijp over Hanicotte’s schilderij ‘L’Enterrement du Pêcheur’ (De Begrafenis van de Visser). Daarin gaat Zijp uitgebreid in op de kunst- en vooral de cultuurhistorische context van het afgebeelde onderwerp en op de ontstaansgeschiedenis van het schilderij. Het is onze intentie in een latere editie van onze rondzendbrief dieper in te gaan op die context. De verhandeling over de ontstaansgeschiedenis delen wij echter graag met u in deze brief.
Augustin Hanicotte, ‘L’Enterrement du Pêcheur, 1911, olie op doek, 230 x 315 cm, collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen.
ln 1911 schllderde Augustin Hanicotte (1870-1957) ‘L’Enterrement du Pêcheur’ (De Begrafenis van de Visser). Hij zond het in voor de ‘Salon de Mai’ van de Socialité des Beaux Arts in Parijs. Een recensent schreef in de New York Herald Tribune: “Het is het werk van een krachtig colorist, die verwantschap vertoont met Goya door de manier waarop hij met de lelijkheid weet te spelen en die hij doordrijft tot in het sublieme”. De criticus Robert Kemp jubelde over dit schilderij: “Het meest belangrijke doek van deze Salon (…). Het is fantastisch. Caricaturaal, woest, duivels geschilderd met een verbijsterende kracht, een geveinsde onwetendheid, een buitengewoon gevoel voor effect. Dat vergeet men niet. Bravo Hanicotte!”.
De ‘Begrafenis van de Visser’ staat iconografisch in een traditie van representatie van vissersleed. Maar eigenlijk is het leed in de voorstelling niet zichtbaar, want Hanicotte heeft eventuele rouwende nabestaanden achter de kist en de doodgraver voor de stoet niet weergegeven. Wellicht is juist daardoor de suggestie van het drama versterkt, terwijl de voorstelling ook angst voor de dood kan aanjagen. ‘Begrafenis van de Visser’ is dan ook een zeer weloverwogen schilderij, waartoe Hanicotte – zoals ook bij zijn andere grote schilderijen – heel wat voorwerk verrichte. Naast vele schetsen zijn er tientallen foto’s van modellen, zowel in het atelier als in de open lucht op de dijk of achter Hotel Spaander net buiten het atelier.
Augustin Hanicotte, Voorstudie.
Het schilderij is in 1995 onderzocht en behandeld door de Stichting Kollektief Restauratieatelier Amsterdam. Uit dit onderzoek is af te leiden dat Hanicotte het doek uit één stuk bevestigde op een spieraam met één horizontale steun en twee naast elkaar in het midden geplaatste verticale steunen, een methode die het transport van een schilderij op dit formaat vergemakkelijkte. Hanicotte grondeerde het doek en heeft het vermoedelijk langere tijd met de voorkant naar de wand in zijn atelier neergezet. ln de grondverf heeft zich craquelé gevormd met daarin blauwe verfrestjes, afkomstig van enkele keren dat de schilder een door hem gebruikte kwast aan de achterkant van het schilderij
schoonveegde. Die achterkant benutte Hanicotte ooit ook voor enkele schetsen in zwarte krijt van onder meer een landschap, een knielende figuur en een haardpartij. Met infrarood licht valt te lezen: “au dessous fragment decoration de Lyon”. Mogelijk dienden de schetsen voor een dergelijke decoratie. Dan dateren zij van later datum dan het ontstaan van het schilderij.
Het huidige spieraam heeft twee verticale en twee horizontale latten en is in 1985 aangebracht. Het is een replica van een spieraam, waaraan het schilderij op dat moment bevestigd was. Aan de randen van het doek bevinden zich resten van goud, vermoedelijk was het schilderij oorspronkelijk dus voorzien van een lijst in die kleur. Bij het onderzoek zijn aan de oppervlakte in het luchtgedeelte enkele donkerbruine plekken gevonden, die aangebracht zijn over barstjes in de verf voordat het craquelé is ontstaan. Mogelijk betreffen deze kleuren een toevoeging van Hanicotte toen het doek na een expositie in Parijs in 1918 enigszins beschadigd terugkwam. De beschadigingen suggereren dat het doek bij die gelegenheid van het spieraam was losgemaakt en, zoals bij dergelijke formaten niet ongebruikelijk was, opgerold naar Parijs en terug vervoerd werd. Ook zijn beschadigingen gerepareerd waar de verf bladderde, vermoedelijk als gevolg van waterschade aan het schilderij ontstaan bij de overstroming van Volendam bij de watersnood van 1916.
Augustin Hanicotte, Voorstudies.
De kunstkritiek meende dat Hanicotte een grote carrière wachtte. Op 31 mei 1910 vergeleek de criticus Emile Derré in een brief aan Hanicotte hem zelfs met Monet, Degas, Pisarro en Gauguin. Hij exposeerde in Parijs, Londen, Rome, Barcelona, bij een rondreizende expositie in de Verenigde Staten en Canada, en later met aquarellen onder meer in Brussel en Tokyo, terwijl schilderijen van hem gekocht werden door het Musée de Luxembourg in Parijs, door het museum van Valenciennes en door het museum van zijn geboorteplaats Béthune, later ook door het museum in Narbonne, de plaats waar Hanicotte aan het eind van zijn leven woonde. De ‘Begrafenis van de Visser’ bleef echter in zijn bezit en was na zijn dood eigendom van zijn dochter tot deze besloot het schilderij te veilen. Een schilderij met deze voorstelling was natuurlijk ook niet makkelijk te verkopen. Het is voor een particulier een (te) groot en een (te) hard stuk, dat in het oeuvre van Hanicotte nogal verschilt van de beter in de markt liggende tekeningen en de kermisvoorstellingen, de schaatspartijen, de vaak voorkomende spelende kinderen of de aan Gauguin herinnerende werken die hij in Collioure maakte aan de Middellandse Zee.
Het hele artikel van Robert Zijp vindt u op internet op het adres http://cultuurtijdschriften.nl/download?type=document&docid=575985 .
Jaarlijkse EuroArtconferentie in 2020 in Edam-Volendam
EuroArt is een samenwerkingsverband van 72 Europese gemeenten die een kunstenaarskolonie huisvesten of hebben gehuisvest. De gemeente Edam-Volendam is gezien haar artistieke verleden geconcentreerd rond Hotel Spaander, ook lid van EuroArt.
EuroArt organiseert jaarlijks een conferentie, dit jaar bijv. in Balestrand te Noorwegen. In
2020 is Edam-Volendam van donderdag 1 tot en met zondag 4 oktober gastheer van EuroArt. De gemeente Edam-Volendam wordt daar vertegenwoordigd door de wethouders Vincent Tuijp en Hans Schütt.
ln 1982 werd het schilderij uit het bezit van Hanicotte’s dochter Sylvia Rouganne-Hanicotte bij het Parijse veilighuis Nouveau Drouot samen met twee voorbereidende studies in houtskool en enkele andere schetsen van Hanicotte aangekocht door het Zuiderzeemuseum.
Lees meer op www.artistkombinne.wordpress.com