Even na 1900 kampte Volendam met een tekort aan woningen. Omdat er geen particuliere initiatieven waren, besloot de gemeente zelf gemeentewoningen te bouwen. De 10 woningen, gezien in de richting van de Spoorbrug, waren de eerste in Nederland die in 1905 werden gebouwd onder de Woningwet van 1901, die op 1 augustus 1902 in werking trad.
De bouw van de ‘stadshuizen’ in Volendam was hier in volle gang. Het waren geen corporatiewoningen maar huizen waarbij de gemeente als bouwheer en verhuurder optrad.
In de Gemeenteraadsvergadering van december 1903 werd de voor de woningbouw benodigde grond voor het bedrag van f. 1.350,- door de gemeente aangekocht. In dezelfde vergadering werd besloten zich tot Hare Majesteit de Koningin te wenden om een voorschot en bijdrage te kunnen verkrijgen, om de bouw mogelijk te maken. In maart 1904 kwam het bericht dat de Bouwverordening die door de gemeente was vastgesteld volgens de Woningwet, als eerste in Noord-Holland was goedgekeurd. Bij Koninklijk Besluit van 2 maart 1905 werd door het Rijk aan de gemeente een voorschot van f.15,900,- toegekend om in 50 jaar af te lossen, en een bijdrage van f.100,-. Op 24 maart 1905 vond de aanbesteding van het bouwproject plaats. Aannemer Albertus (Bertus alias “Houtekop”) Steur (geb. 1855 in de Purmer, overl. 1939 te Volendam) mocht de huizen bouwen voor een bedrag van f.12.735,-.
Een plattegrond van de begane grond van een van de woningwetwoningen in Volendam van de hand van de in 1904 aangestelde gemeente-architect Johannis Letzer. Het “spoelhok” was de ruimte in de keuken waar de was gedaan kon worden
De in het begin van 1904 aangestelde gemeentearchitect Johannis Letzer (geb.1864 in Stavenisse, overl. 1957 te Bergen op Zoom) tekende voor het ontwerp van deze 10 woningwetwoningen. Elke woning had een oppervlakte van 5.50 meter bij 5.50 meter, en werd uitgerust met een ruime kamer voorzien van twee flinke slaapkamers (bedsteden), een haardplaats, een kledingkast en een voorraadkast. Daarnaast beschikten de huizen over een compacte keuken van 4 vierkante meter met aanrecht, gootsteen, gasleiding voor zowel verlichting als kookdoeleinden. Een trap voerde naar boven waar op zolder een extra slaapkamer van 15 m2 was gecreëerd, en een even grote berg- en droogzolder. Bovendien had elke woning op het erf een Monier-regenbak, een toilet (privaat), een achterplaatsje van 10 m² en een bleekveld (een kort gemaaide grasweide die ervoor diende om linnen in de zon te bleken).
Een groep toeristen stapt uit na een nostalgisch reisje met de trekschuit uit Edam over de indertijd zogenoemde Edammer (Trek)vaart. Op de achtergrond legt een bouwvakker de laatste hand aan de voorgevel van een van de woningwetwoningen in Volendam.
Er hadden zich maar liefst 40 huurkandidaten voor de 10 nieuwe woningen bij de gemeente gemeld. De huur zou f.1,25 gulden per week bedragen. Toen de eerste gezinnen uit Volendam in oktober 1905 hun intrek namen in de woningen, pasten de gevels mooi bij de omgeving. Ze waren opgetrokken in de Oudhollandse stijl, maar misten wel de hier meer traditionele houten topgevels. De huizen waren opgetrokken in Waal- en Utrechts-Waalvorm stenen.
De eerste Nederlandse woningwetwoningen kwamen in 1905 tot stand in Volendam
De deuren waren voorzien van ringkloppers en de ramen hadden luikjes. Aan de voorzijde bevond zich een trottoir van 1 meter en een rijweg van 1.90 meter, die zich bij de Spoorbrug verbreedde. Men schreef na de oplevering dat de voorgevels bij “de intrede van het dorp waar de huizen staan een schilderachtig aanzicht” gaven.
In 1912 kreeg de straat de naam H.J. Calkoengracht, naar de naam van de burgemeester die op 21 april 1905 om 13.00 uur de eerste steen had gelegd voor de bouw van de woningen. Deze monumentale huizen zijn inmiddels na een aantal renovaties in particulier bezit overgegaan.
Aan de overkant van de woningwetwoningen bevindt zich het monumentale herenhuis van hoofdonderwijzer Berend Demmer (1858-1944) dat in 1890 werd gebouwd. Deze woning werd gebouwd naar het ontwerp van gemeentearchitect A.W. Reijnders (geb. 1845 in Utrecht – overl. 1917 te Oudenrijn). Vanaf 1900 gaf meester Demmer, samen met Leendert Spaander (1855-1955), een protestantse geloofsgenoot en eigenaar van het wereldberoemde Hotel Spaander aan de dijk in de Palenbuurt, en met de eveneens protestante Frits Veldhuizen (1872-1948) die een zeilmakerij en café-restaurant-pension aan deze gracht runde, ook les aan de lokale visserijschool voor katholieke vissers.
Rechts achteraan ziet men de onderwijzerswoning van Demmer aan het Voorpad (vanaf 1912 Edammerweg) De foto is gemaakt in 1908 bij gelegenheid van het 25-jarig ambtsjubileum van deze onderwijzer (Foto Jan Siewers).
In het water dat nu door deze gracht stroomt, weerklinkt nog steeds de echo van de oude veenrivier, bekend als de Voor-Ye of Vollendammer Die. Tot haar afdamming in de tweede helft van de 14e eeuw stond deze waterstroom in open verbinding met de Zuiderzee. Na de in 1357 verkregen toestemming voor de afdamming van de monding van de Ye alhier, mondde deze na de uitvoering uit in een hier gevormd meertje, bekend als het Vollendammer Meertje.
De boeren-vissers visten niet alleen in het Vollendammer Meertje, maar ook in andere visrijke binnenmeren in het achterland die via dit water te bereiken waren, zoals het Purmer en Beemstermeer. Deze laatste meren werden in het begin van de 17e eeuw echter drooggelegd door de beroemde waterbouwkundige Jan Adriaanszoon Leeghwater (1575-1650). De uitoefening van de binnenvisserij in het Vollendammer Meertje vond plaats tot het tussen 1632 en 1644 met behulp van twee molens werd drooggemalen. Rondom deze polder werd eerst een dijk gelegd en een ringvaart gegraven die aansluit op de IJe, die doorloopt tot voorbij Edam.
De bezoeker, die Volendam via het links zichtbare in de 17e eeuw aangelegde dijkje naast de drooggevallen Volendammer Meer, of per trekschuit vanuit Edam naderde, zag al van verre de nieuwe woningen aan de rechteroever staan. Uiterst links ziet men de in 1912 in vlammen opgegane Openbare school, en daarnaast op de voorgrond het herenhuis van hoofdonderwijzer Demmer. Rechts ziet men een aantal masten van kwakken en botters in de Volendammer haven.
Langzamerhand vestigden zich hier meer boeren-vissers, aan de dam (dijk), die zich steeds meer op de buitenvisserij op de Zuiderzee richtten, met alle gevaren van dien. Rond 1660 werd ter hoogte van de huidige haven van Volendam, een nieuwe haven aangelegd. De eerste buitenhaven, gelegen bij het ten zuiden van Volendam gelegen buurtschap ’t Soort volstond niet meer. Niet alleen op zee loerde dagelijks het gevaar. Thuis aan de vaste wal werden de bewoners van deze kusten door de eeuwen heen vaak getroffen door storm en vloed. De laatste grote watersnood in Waterland en omgeving vond plaats in januari 1916.
De watersnood van 1916, de laatste grote overstroming, veroorzaakte enorme schade rond de Zuiderzee. Ook de aan de linkerzijde zichtbare woningwetwoningen aan de ‘Calkoengracht’, werden hierbij getroffen.
De geschiedenis van het achterdijkse Volendam weerspiegelt de veerkracht van de oorspronkelijke boeren-vissers die hier aanvankelijk alleen in de inhammen van de Zuiderzee en in de binnenwateren hun eerste netten uitwierpen. Zij waren ook degenen die de eerste dijkjes opwierpen om de zee te bedwingen, het landschap te vormen en te onderhouden.
Bronnen:
Lees hier alles over Paul Arntzenius
Steun Stichting het Burgerpad voor de onderhoud van de route met een bijdrage op NL90 RABO 0387 2041 99