Reinier Pijnenburg (1884-1968), beeldend kunstenaar en bon vivant

Net als zovele kunstenaars bezocht ook Reinier Pijnenburg Volendam in het begin van de 20e eeuw en werkte hij hier. Reinier Marinus Pijnenburg werd geboren in Vught op 19 februari 1884. Zijn geboortehuis, een voormalig tolhuis, werd ten tijde van zijn geboorte door zijn vader gerund als een koffiehuis.

Reinier Pijnenburg, kunstschilder en bon vivant,
© Veronica Dénis

Reinier wilde al jong kunstenaar worden. Hij ging in de leer op het atelier van de Bossche kunstenaar Frans Kops, ‘om er met verf te leren omgaan’. Kops schilderde in de traditie van de Vlaamse Primitieven en was bekend door zijn grote religieuze muurschilderingen. Maar Reinier wilde meer en kwam terecht op de Koninklijke school voor Nuttige en Beeldende Kunsten in Den Bosch, waar hij in het schooljaar 1901-1902 een prijs kreeg voor ‘Rechtlijnig Tekenen, afdeling A 4e klasse’. Hij volgde ’s avonds ook tekenlessen bij

Piet Slager en op zondag zat hij in de ‘Zondagsklasse Teekenschool’ bij diens vader Petrus Marinus Slager, twee telgen uit de bekende Bossche schildersfamilie. Hier ontmoette hij Arnold van de Laar, met wie hij zijn leven lang bevriend zou zijn. Samen trokken ze er op de fiets op uit om te schilderen in een boerenstal of boerderij. Na deze eerste scholing ging Reinier voor anderhalf jaar (1903-1904) naar Amsterdam, waar hij werkte op het atelier van Jan Dunselman, net als Kops een bekende schilder van religieuze taferelen, waaronder veel kruiswegstaties. Het is 1905. Reinier komt aan in Antwerpen om te gaan studeren aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, waar hij zijn opleiding zal afmaken.

Na twee jaar gaat Pijnenburg in mei 1906 naar Parijs en werkt daar in het atelier van Fernand Sabatté, die bekendheid geniet omdat hij in 1900 de Grand Prix de Rome heeft gewonnen. Reinier geniet van het leven in Parijs met zijn vrienden. Hij houdt van mooie kleding en ziet er dan ook altijd piekfijn uit. Maar toch is het moeilijk om wat geld te verdienen, het leven in Parijs is natuurlijk erg duur. Hij besluit terug te gaan naar Holland, maar in de trein naar het station komt hij naast een chic geklede heer te zitten, die zo onder de indruk is van een portret dat Reinier hem laat zien, dat hij het koopt en er meteen ook nog een stuk of wat bestelt. Zo keert Reinier weer terug naar Versailles.

Pijnenburg werkt daar hard en trekt er met zijn veldezel op uit om landschappen te schilderen. Ook kopieert hij naar oude meesters in het Louvre, in die tijd een beproefde methode om goed te leren schilderen en een hele eer om daarvoor in aanmerking te komen. Tijdens deze kopieersessies ontmoet hij de Duitse schilderes Gertrude Frieda Pfeifer (1890-1987), met wie hij in 1915 in Parijs trouwt. Reinier en Gertrude zwerven vijf jaar door Frankrijk en Spanje. Pijnenburg probeert overal zijn werk te verkopen, in 1915 en 1916 exposeert hij in verschillende galeries in Madrid en Barcelona.

Reinier Pijnenburg, ‘Portret van mevrouw Pijnenburg’, 1921, olieverf op doek, collectie Noordbrabants Museum

In 1920 komen Reinier en Gertrude voorgoed naar Nederland, hoewel ze hun hele leven veel blijven reizen. Jarenlang wonen en werken zij in villa Bleijendijk, een huis op een landgoed buiten Vught. Reinier neemt deel aan groepstentoonstellingen en bouwt aan zijn netwerk. Hij verkoopt aardig, waardoor zijn vrienden schertsend spreken van ‘Reintje op huize Blij en Rijk’! Vanuit Vught schildert Reinier ook enkele maanden op Marken, waar hij achter de kerk op de zolder van een houten huis een atelier huurt om te schilderen. Hij verblijft daar in hotel De Jong. Zijn vrouw vindt het op Marken een vieze boel en verblijft aan de overkant in Volendam in het beroemde hotel Spaander, waar kunstschilders uit de  hele wereld neerstrijken.

Links: Reinier Pijnenburg, Neeltje Kaars-Visser met hoge kap, olieverf op doek, 50,5 x 60,6 cm collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Rechts: Reinier Pijnenburg, Marker meisje met borduur of haakwerkje, olieverf op doek, 50 x 60,6 cm, collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen

Bekend is dat Reinier toch geregeld naar Volendam kwam, bijvoorbeeld om er kermis te vieren! In 1926 stort hij zich volop in de feestvreugde, samen met Kees Kes, alias De Minister, en volksdanskenner D.J. van der Ven, die in zijn boek ‘De stervende folklore der Zuiderzee’ uit 1927 beschrijft dat de Volendammers bij het dansen veel uithoudingsvermogen en temperament aan de dag legden. Het walsen en polkadansen door de vrouwen beschrijft hij als “het eindeloos hossen en zwaaien, zwieren en draaien, van het muilengehosklos van de polkameiden op de dansvloer van hotel Spaander. Maar als het Angelusklokje van de St. Vincentiuskerk vanaf de dijk doordringt, blijft iedereen even staan en prevelt een weesgegroetje, waarna het feestgedruis weer volop verder gaat.”

Maar er wordt zeker ook geschilderd. Reinier is geboeid door de mensen die hier nog in traditionele klederdracht lopen en portretteert vooral Volendammer vissers, zoals Kees Tol ‘Abees’ (1848-1931) en Cornelis Bont ‘De Pul’ (1857-1932). Zij waren een gewild onderwerp voor hem. Er is evenwel ook een dorpsgezicht bekend ‘De brug aan de Dril’, dat in het bezit is van het Noordbrabants Museum in Den Bosch. In 1928 schrijft de NRC: “Men ziet zijn geliefde kleurenschema van bleek paars en bruinrood tegen getemperd groen al van ver. Hoe vlot en bijna speelsch is het Volendammertje op de prikslee niet gepenseeld! Hoe goed als type en als karakterstudie zijn de Volendammer en het oude boertje uit Brabant.

Reinier Pijnenburg, ‘De Brug aan de Dril’, olieverf op doek, 70 x 70,8 cm, collectie Noordbrabants Museum Den Bosch

Zoals bij veel schilders werd Pijnenburgs palet beïnvloed door deze wisselende omgevingen: sombere kleuren in Brabant en felle tinten in het zonnige zuiden. Een Spaanse krant schrijft in 1924 over een tentoonstelling van Pijnenburg in Barcelona: “Pijnenburg, even ijverig als eerlijk, is de nevelen van zijn geboorteland ontvlucht, om onder de Spaansche zon te komen schilderen, op gevaar af om door ’t licht te worden meegesleept, maar hij heeft zich weten te behoeden voor een neerstorting in den afgrond, is bijtijds gekeerd en vervolgt nu zijn eigen weg langs de paden van het impressionistisch realisme, waar hij zich in zijn element voelt.” Als Pijnenburg weer terug is in Vught, schrijft Huib Luns, eveneens beeldend kunstenaar en tevens hoogleraar en directeur van de kunstacademie in ‘s Hertogenbosch: “Nu is Pijnenburg een echte Vughtse jongen met vriendelijke Fransche manieren. Jaren in Parijs doorgebracht en langdurig verblijf in Spaansche steden hebben hem ten slotte toch weer tot Brabantsche onderwerpen gebracht die hij met een palet van luministische keuze met durf en vaak op groote schaal vertolkt.”

Toch houdt de geboortegrond hem ook nu nog niet volledig vast: telkens weer zwerft hij weg naar elders, daarheen waar óók een volk met opvallend eigen karakteristiek en bij voorkeur kleurige klederdracht hem boeit: Marken, Volendam, Staphorst. Of weer naar het lichtovergoten Marokko met verdroomde buurtjes vol zwijgend neergehurkte Arabieren, naar zongeblakerde pleintjes, naar de rossige muren van Marrakech. En hij gaat naar Bretagne waar alles blauw is, de zee, de vissersschepen en de ogen der in de zeewind verweerde vissers- en boerenkoppen. En naar Spanje gaat hij weer, waar de schilder blanke stadshoekjes schildert, tegen het te felle zonlicht ogenknipperende boeren en vooral de pracht van de donkere zigeunermeisjes en -vrouwen.

Links: Reinier Pijnenburg, Stadspoort te Marokko, olieverf op doek, 40 x 30 cm, onbekende collectie
Rechts: Reinier Pijnenburg, Marrakech binnenplaats, olieverf op doek, 58 x 68 cm, particuliere collectie

Maar de zomers bracht Pijnenburg toch altijd door in zijn fraaie oude landhuis, om te schilderen of om met zijn vrouw de vele vrienden en kennissen te ontvangen voor wie het interieur altijd weer een riante expositie bood, waaruit men met graagte de doeken wegkocht. In de zomers in Vught is Reinier gevoelig voor de folklore van Brabant. Dit wordt een geliefd thema. Hij schildert veel boereninterieurs en portretten van mensen in klederdracht, de boeren en boerinnen, de klompenmakers, de schoenmakers. Onder invloed van het zuidelijke licht verandert het schilderspalet van de Brabantse en Marker schilderijen definitief. De lichte, heldere kleuren worden zijn handelsmerk, zijn stijl wordt luministisch.

Links: Reinier Pijnenburg, Volendammer Visser olieverf op doek, 50×60 cm, collectie Spaander Volendam
Rechts: Reinier Pijnenburg, Volendammer, olieverf op doek, collectie Spaander Volendam

Links: Reinier Pijnenburg, Volendammer visser met gezondheid, olieverf op doek, collectie Spaander Volendam
Rechts: Reinier Pijnenburg, Man aan haven olieverf op doek, 119 x79 cm collectie Spaander Volendam

Links: Reinier Pijnenburg, Volendams mannenportret, olieverf op doek 30 x 35 cm, collectie HCR Volendam
Rechts: Reinier Pijnenburg, Volendammer Visser, mogelijk Cornelis Bont (Pul), olieverf op doek, 50 x 61 cm Particuliere collectie Van den Hogen

In 1930 organiseert hij in Vught een tentoonstelling van zijn gedurende de zomer op Marken gemaakte werken. De Provinciale Noordbrabantsche courant doet er verslag van en meldt: “Pijnenburg heeft zijn sujetten bekeken, niet slechts door de oogen van den tourist, niet oppervlakkig maar wel begrepen, in al hun onderdeelen, die den meesten natuurlijk vreemd zijn. Picturaal beschouwd is zijn werk vaster geworden, rijker van toon, knap van teekening en modelé en zit er in sommige doeken iets monumentaals. ’t Palet van Pijnenburg is zonniger, kleurrijker geworden, meer beschaafd. Ook heeft hij gewonnen in diepte. Meer psychisch beziet hij zijn modellen. Het zijn niet alleen portretten, maar de ziel der onderwerpen is meer ontleed. Het meest treft ons in zijn werk, het zonnige, het klare. Er zit trilling in de luchten, zacht in zijn overgangen heeft hij in den toon iets zilverachtigs, goed uit de verf en van een goede structuur.”

Reinier Pijnenburg, Volendammer man en vrouw, olieverf of doek,
45 x 55 cm, collectie Spaander Volendam

Tussen de schilders en kunststromingen om hem heen, en dat waren er vele, is Reinier Pijnenburg altijd stil, maar doelbewust zijn eigen gang blijven gaan, eigen qua onderwerp, qua verbeelding van zijn onderwerp en qua coloriet, maar tòch had hij steeds weer een verrassend warm begrip voor het streven en werken van de moderne kunstenaars, mits hij eerlijkheid zag in hun willen en hun werken. Pijnenburg zou ook door de jongere generatie van Vughtse kunstenaars met respect behandeld worden. Landelijk worden zijn schilderijen ook gezien. Reinier is lid van de kunstenaarsvereniging St. Lucas, ‘Arti et Amicitae’ in Amsterdam en ‘Pictura’ in Dordrecht.
Na de tweede Wereldoorlog had Reinier zeker in Brabant grote bekendheid verworven. Hij kreeg in 1954 ter ere van zijn 70e verjaardag een ‘eretentoonstelling’ aangeboden in het Noordbrabants Museum. Pijnenburg overleed op 1 september 1968 in ’s Hertogenbosch. Op het bidprentje bij zijn overlijden lezen we:

“Een levenskunstenaar, bescheiden en vriendelijk, die het goede der aarde waardeerde, wetend dat de mens de maat van alle dingen is. Een humoristisch verteller die de medemens graag in een gesprek ontmoette. Een natuurgenieter die bomen kende als mensen. Een reiziger die de wereld in zijn overvloed en tekort heeft ervaren. Een peinzer die in de eenzaamheid van zijn buitenverblijf, aan de zijde van zijn vrouw, een landelijk geluk heeft gevonden na de onrust der jonge jaren. In onze herinnering voortlevend als een volledig mens: gevoelig maar nooit sentimenteel, artistiek maar nooit excessief, zakelijk maar nooit hard, zichzelf maar niet zelfzuchtig, kortom: Un honnête homme”.


Reinier Pijnenburg in 1959,
Foto Ernst Drissen, Vught

Wie was Kees Tol ‘Abees’?

Reinier Pijnenburg, Kees Tol ‘Abees’, olieverf op doek, 36,5 x 46,5 cm

Bovenstaand schilderij van Reinier Pijnenburg is een portret van Kees Tol, in Volendam bijgenaamd ‘Abees’ of ‘Ouwe Abees’. Kees Tol werd geboren op 7 januari 1848 en was van beroep vissersknecht. Op 3 februari 1878 trouwde hij met Neeltje Veerman, ‘Neel van Dikke Piet’ (1850-1933). Zij woonden aan het Doolhof, in het rijtje onder de garage van hotel Spaander en kregen negen kinderen: zeven meisjes en twee jongens. De jongens waren Sijmen en Piet, ‘Piet van Abees’. Van de zeven meisjes zijn er drie als baby overleden; bleven over Márie, Maartje, Aris en Aaltje Tol.

Vier dochters van Abees en Neeltje Veerman op de Spoorbuurt,
Bron: Waterland Archief

Zo dichtbij was Kees iedere dag op de dijk te vinden. Hij liet zich graag fotograferen, want daar kreeg hij zo nu en dan wat geld voor van de fotograaf, een stuiver of een paar centen, maar alle beetjes helpen. Zo stond hij dus ook model voor Reinier Pijnenburg en, wie weet, voor nog meer schilders.

Abees en vrouw Neeltje boven de onderdeur

 Kees Tol, ‘Abees’ overleed op 8 april 1931; hij werd 83 jaar. Hij en Neeltje Veerman zijn de voorouders van de families Tol ‘Pinda’, De Boer ‘Pet’, Mossel van de W.J. Tuijnstraat, Van ’t Hoff, Smit ‘Koet’, Tuijp ‘Kit’ van de Kerkstraat, de familie van Jentje Plat ‘Platje’ van de Calkoengracht en nog meer.

Maarten Oortwijn, ‘Garnalenpellen door de heren Blerk en Abees’, collectie Noord-Hollands Archief

Lees meer op artistkombinne.wordpress.com