Volendammer kwakken waren het grootste type vissersvaartuig van de Zuiderzee, met een lengte van 16 meter. De schepen hebben een platte bodem, een diepgang van een meter en een bun: een groot watergevuld ruim waarin de vangst in leven kon worden gehouden. Er werd mee gevist op allerlei vissoorten waaronder haring, ansjovis en garnalen. Na de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 werd het water zoet, deze soorten verdwenen en in plaats daarvan werd de palingvangst het belangrijkst. In de wintermaanden werd ook gevist op de Noordzee, op kabeljauw, schelvis en schol. Daarbij fungeerde de haven van Terschelling als uitvalsbasis. Met zogenaamde ‘jagers’ (snelle botters) werd de gevangen vis van Terschelling dan naar de viskopers in Amsterdam gevaren. Na een stormramp in 1896 waarbij 7 vissers verdronken, beperkten veel vissers zich tot de visgronden in de Zuiderzee. De vissers maakten meestal gebruik van een trechtervormig sleepnet, bekend als de ‘kuul’. Op verschillende wijzen kon de opening van dit net omwijd gehouden worden: met twee lange ‘kwakkebomen’ die aan weerskanten van de botter opzij staken, of door met twee botters naast elkaar te vissen, met een grote kuul ertussenin, het zogenaamde ‘wonderkuilen’. De opkomst van stalen motorschepen en de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 zorgden ervoor dat de kwakken en de andere zeilende vissersschepen geleidelijk aan in onbruik raakten. Op zaterdag 20 juni 1964 verliet de VD230, de als laatste tot de vloot behorende Volendammer kwak, de haven om verder te dienen als pleziervaartuig.
Volendammer fier aan het roer van zijn kwak
De schipper was meestal ook eigenaar van de schuit. Hij werd bijgestaan door 1 of 2 knechten. De jongste was soms niet ouder dan 12 jaar. De taken aan boord waren gevarieerd: sturen, de zeilen bedienen, uitzetten en binnenhalen van het net, sorteren van de vangst en het koken van de maaltijd op het potkacheltje in het vooronder. De visweek ging onafgebroken door van zondagavond 24 uur tot zaterdagmorgen. Om beurten werd er geslapen. De knechten werden meestal uitbetaald met een vast percentage van de opbrengst van de vis.
Rond 1900 leefde het merendeel van de kinderrijke katholieke vissersgezinnen in kleine houten vissershuisjes op en achter de dijk. Het was van oudsher gebruikelijk dat jongens al jong van school gingen en aan boord stapten om het vak te leren. Soms verbleven ze permanent aan boord om thuis meer ruimte te creëren voor de rest van het gezin.
De vloot ligt binnen
In de hoogtijdagen rond 1910 bezat Volendam meer dan 220 vissersschepen. Als deze vloot binnen lag, bood de overvolle haven een imposante aanblik. Er zijn nog maar 4 houten kwakken die de tand des tijds overleefd hebben: de VD17, VD84, VD172 en VD241. Deze varende monumenten worden nu beheerd en onderhouden door vrijwilligers van Vereniging Behoud de Volendammer Botters. Ze zeilen zeer regelmatig, onder andere bij botterwedstrijden, maritieme evenementen en dagtochten met passagiers. Verspreid over Nederland zijn ook nog enkele stalen kwakken bewaard gebleven, uit een kleine serie die destijds is gebouwd bij werf Vooruit in Enkhuizen.
Volendammer Kwak door A.P Schotel. (1890-1958) Laren N.H. Uitvarende botters, tempera op papier, collectie Spaander.
Het verleden in het heden verteld
met een wandeling langs de mooiste plekjes van Volendam
Kosten € 3,-. (t.g.v. onderhoud route)
• Wandelroute via Google Maps
• Extra verborgen verhalen over de historie van Volendam
• Opmerkelijke infopunten
Het verleden in het heden verteld
met een wandeling langs de mooiste plekjes van Volendam
Kosten € 3,-. (t.g.v. onderhoud route)
• Wandelroute via Google Maps
• Extra verborgen verhalen over de historie van Volendam
• Opmerkelijke infopunten